Effenberg gaat er met vrouw van Thomas Strunz vandoor
Van zijn populariteit moet Stefan Effenberg het toch al meestal niet hebben, maar bij collega Thomas Strunz heeft hij het wel bijzonder serieus verbruid. "Effi" heeft namelijk zijn vrouw ingepikt.
En de 34-jarige Effenberg is er nog trots op ook. In zijn onlangs verschenen biografie "Ich hab's allen gezeigt" ("Ik heb 't allemaal laten zien") vertelt ie het hele verhaal in geuren en kleuren.
"In de lente van 2002 waren Claudia Strunz en ik alleen nog maar goed bevriend," zo schrijft hij, "maar dat veranderde op slag toen we elkaar in München tegenkwamen. We kregen direct kriebels in onze buik." In april werd het hen duidelijk dat het hier niet slechts om een
heiße Affäre ging. "Daarvoor waren onze gevoelens veel te extreem."
Het duurde niet lang voordat ook de buitenwereld er lucht van kreeg. "Thomas Strunz kreeg het in de gaten toen Claudia een keer 's morgens vroeg thuiskwam zonder dat ze naar sigaretten rook. Ze had hem immers verteld dat ze met een vriendin ging feesten. Hij werd helemaal gek. Woest schold hij z'n vrouw uit, en smeet in de keuken met flessen en glazen."
Daarna zou de bedrogen echtgenoot naar een bezinepomp zijn gereden en een paar blikjes Wodka-lemon achterover geslagen hebben. Volgens Effenberg nipte hij op dat moment zelf aan een
Kleinen Feigling, "een smerige party-likeur". Strunz was zo woedend dat hij de creditcard van zijn vrouw aan stukken knipte en vervolgens Effenberg op zijn mobiel belde, en brulde: "Jij varken, jij hebt mijn vrouw van me afgepikt." Hij kon hem luid en duidelijk verstaan, geeft Der Effi toe.
Zijn keus voor Claudia stond toen echter al vast. Beiden waren er "honderd procent van overtuigd het juiste te doen", staat er in het boek te lezen. Sinds mei 2002 zijn ze officiëel een paar.
Boven: Der Effi met zijn Claudia. Onder: De bedrogen echtgenoot.
Hans Dorrestijn zei ooit: "Van alle trieste mannen is het meest triest: hij die zijn vrouw aan Hans Dorrestijn verliest". Wij vinden dat Thomas Strunz nóg triester mag zijn.
der Spiegel, 29 april 2003